maandag 29 februari 2016

HSK 3de leerjaar

We leerden de familie van Rose kennen. 
Nu kunnen wij onze familie in het Engels voorstellen! 

Ook uit de dierenwereld kennen we al heel wat woorden.


Raven is nu terug naar Engeland vertrokken. Dat vonden we erg jammer.
Begin januari kreeg Elisabeth thuis een kaartje van hem, helemaal uit het verre Londen!




zondag 28 februari 2016

HSK 3de leerjaar



Raaf kreeg zijn neef Raven op bezoek. Raven komt uit Engeland. Raven leerde Engelse woorden aan Raaf en Raaf aan ons!

We zagen filmpjes over Raaf en Raven.  Ze vertelden over dieren, de familie, het schoolgerief, kledij, de kleuren, het ontbijt. We leerden heel veel nieuwe woorden. We zongen elke keer een liedje met de nieuwe woorden. Ze leerden ons ook tellen tot 10.

Raaf en Raven leerden ons om het spelletje “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet …” in het Engels te spelen.

HSK 1ste graad



Jan, Mika en Lena waren heel erg benieuwd wie Albert Einstein was en waarom hij zo beroemd geworden is. 
Was hij echt een genie?

Hij werd geboren op 14 maart 1879 in Duitsland, in het stadje Ulm. Zijn ouders heetten Hermann Einstein en Pauline Koch. Zijn familie is joods. 
Wetenschappers zoeken het antwoord op allerlei vragen. Ze doen experimenten om hun ideeën te testen. De wetenschap helpt ons om de wereld om ons heen beter te begrijpen. 
Albert Einstein krijgt de Nobelprijs voor natuurkunde in 1915.
Hij is een echte slimmerik, maar de Duitse soldaten willen alle joden weg uit Duitsland en dus vlucht hij naar Amerika. 
Hij was heel goed in wiskunde en heel slecht in taal.
Albert gaat elektrotechniek studeren in Zwitserland. Hij gaat de wetenschap bestuderen.




Daar gaat hij les geven aan de universiteit van Princeton. Hij wordt er heel erg populair. Ook zijn kapsel is erg beroemd.
In 1955 overlijdt Einstein. Zijn lichaam wordt verbrand, maar zijn briljante brein wordt bewaard. Plakjes daarvan kun je tegenwoordig in een medisch museum in Philadelphia (Amerika) bekijken. 


En dat vinden wij wel een beetje raar... 

Ook Nan uit het eerste was erg benieuwd en kwam samen met ons vanaf december Einsteins proeven mee onderzoeken.


Wij deden net zoals Einstein natuurkundeproefjes om de effecten van luchtdruk en zwaartekracht te ervaren.


De zwaartekracht is een kracht die dingen naar de grond trekt. Anders zouden wij niet op de grond kunnen blijven staan.



















De lucht duwt langs alle kanten om ons heen, maar je voelt dat niet. Dat is de luchtdruk.






HSK 1ste graad

LUCHTDRUK

PROEF 1
: onder blazen 


nodig:

- vel A4 papier 
- 2 stapels boeken ongeveer 15 cm hoog 
- liniaal 10 minuten 

stappen

1. leg de twee stapels boeken naast elkaar op tafel
2. zorg dat er 15 cm tussen de stapels zit
3. leg het vel papier op de boeken

vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je onder het vel papier door
blaast?

Wij denken dat het blad een beetje omhoog gaat, maar er niet af valt.

       
4. blaas recht vooruit onder het papier door

vraag 2: Wat gebeurt er?

Het blad zakt een beetje naar beneden
       
vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

De lucht drukt van boven op het blad en wij blazen er onder. 


UITLEG PROEF 1:

Als je blaast laat je de lucht bewegen. De lucht boven het papiertje staat stil. Door onder het papiertje te blazen laat je de lucht onder het papiertje bewegen. Lucht die stilstaat duwt harder dan lucht die beweegt. Doordat de lucht boven het papiertje stilstaat en onder het papiertje beweegt, duwt de lucht boven het papiertje harder. Er is dus meer luchtdruk boven het papiertje dan onder het papiertje. Dus het papiertje wordt door de luchtdruk naar beneden geduwd.



PROEF 2: watertoren 


nodig:

- teil water 
- 2 dezelfde drinkglazen 
- rietje 
- 10 minuten 

stappen:

1. vul de teil met water
2. houd de twee glazen onder water in de teil
3. laat alle lucht uit de glazen ontsnappen
4. duw de openingen van de glazen onder water tegen elkaar aan
5. haal de twee glazen tegen elkaar uit de teil
6. zet de glazen boven op elkaar

vraag 1: Wat denk je dat er zou gebeuren als je tegen de glazen
blaast?

Wij denken dat er luchtbellen in de glazen komen.
       

7. blaas met het rietje tegen de rand waar de glazen op elkaar staan


vraag 2: Wat gebeurt er?

Er komen luchtbellen in de glazen. Er stroomt ook een beetje water uit de glazen.

vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

Omdat we lucht tussen de glazen blazen.


UITLEG PROEF 2:

Als je in het rietje blaast, dan druk je lucht de glazen in. En omdat de glazen al vol zaten met water, druk je water uit de glazen naar buiten. Lucht is lichter dan water, daarom gaan de luchtbelletjes omhoog en stroomt het water omlaag uit de glazen.


PROEF 3: water op zijn kop 


nodig:

- water 
- ansichtkaart
- drinkglas
- 10 minuten

stappen:

1. Vul het glas tot aan de rand met water, zodat het water bol gaat staan.
2. Leg de kaart met de gladde kant op het glas.
3. Druk de kaart zachtjes aan, zodat er geen lucht meer onder zit.

vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je het glas omkeert?

Mika denkt dat het water in het glas blijft.
Jan en Lena denken dat er een beetje water uit het glas gaat stromen.

4. til het glas op.
5. keer het glas voorzichtig om.

vraag 2: Wat is er gebeurd?

Al het water is in het glas gebleven.

vraag 3: Hoe denk je dat dit komt? 

Wij denken dat de kaart het water tegen houdt.

UITLEG PROEF 3:


Als je het glas met het water en de kaart omkeert, dan drukt de lucht van onder harder tegen de kaart dan het water van boven. Daardoor blijft de kaart hangen en valt het water niet uit het glas.

HSK 1ste graad

ZWAARTEKRACHT

PROEF 1: pak de munt

nodig:

- 1 euromunt
- jezelf
- 10 minuten

stappen:

1. houd je elleboog naar voren
2. houd je handpalm omhoog
3. leg de munt op je arm, vlakbij je elleboog

vraag 1: Denk je dat je de munt kunt pakken?


nee!

4. probeer de munt te pakken met de hand van dezelfde arm. 

vraag 2: Is het gelukt om de munt te pakken?

nee!

vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

Mika en Lena: De munt lag te dicht bij mijn elleboog.
Jan: Mijn hand ligt verkeerd om de munt te pakken. 

UITLEG PROEF 1:

Als je je arm beweegt om de munt te pakken, dan glijdt de munt er vanaf. De munt beweegt aan het begin langzaam, terwijl je je arm gelijk al snel kunt bewegen. Daarom kun je de munt gemakkelijk in de lucht pakken.

Ons is het niet gelukt om de munt te pakken. Misschien lukt het jou wel ...?


PROEF 2: gevallen papier

nodig:

- vel papier
- een oud boek
- een schaar
- 15 minuten


stappen:

1. knip een stuk papier af dat iets kleiner is dan het boek.
2. houd het stuk papier in je ene hand.
3. houd het boek in je andere hand.
4. laat het vel papier en het boek tegelijk vallen.

vraag 1: Wat is er gebeurd?

Het blad zweeft een beetje meer en het boek valt recht naar beneden. 

vraag 2: Wat denk je dat er gebeurt als je het papier op het boek legt en ze samen laat vallen?

Ze vallen samen naar beneden tot op de grond.
5. leg het papier bovenop het boek.
6. laat nu het boek met het papier erop vallen. 


vraag 3: Wat is er gebeurd?

Ze vallen tegelijk op de grond. 

vraag 4: Hoe denk je dat dit komt?

De lucht duwt onder het blad, zodat het blad zweeft, het boek is zwaarder dan de lucht en valt meteen naar beneden. 
Hoe het komt dat ze samen vallen, weten we niet.

UITLEG PROEF 2:

Een vel papier is licht en kan de lucht niet zo goed wegduwen. Een boek is iets zwaarder en kan daarom de lucht iets beter wegduwen. Daarom valt een boek sneller. Als je het vel papier op het boek legt, dan duwt het boek de lucht weg voor het papier en kan het papier even snel vallen als het boek


PROEF 3: vallende mok

nodig:

- een mok met een oor
- een sleutel
- een stevig dun touw
- een lang potlood
- een liniaal
- een zachte ondergrond
- een schaar
- 10 minuten

stappen:

1. knip een stuk touw van 1 meter af.
2. knoop het ene uiteinde van het touw goed vast aan het oog van de sleutel.
3. knoop het andere uiteinde van het touw goed vast aan het oor van de mok.
4. ga op een plek staan waar je de ruimte en een zachte ondergrond hebt.
5. houd het potlood horizontaal vast met je linkerhand.
6. hang het touw over het midden van het potlood.
7. trek met je rechterhand aan de sleutel, zodat de mok tegen het potlood aankomt.
8. houd de sleutel iets lager dan de mok.

vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je de sleutel loslaat?

Dan valt de mok naar beneden.

9. laat de sleutel los. 

vraag 2: Wat is er gebeurd?

De mok bleef hangen aan de sleutel en viel niet op de grond.
Het touw aan de sleutel draaide rond het potlood.

vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

We vonden het best spectaculair, maar weten niet hoe dit komt.

UITLEG PROEF 3:

De mok valt naar beneden door de zwaartekracht. De mok trekt harder aan het touw dan de sleutel, omdat de mok zwaarder is. De sleutel beweegt omhoog, maar ook opzij. Daardoor gaat de sleutel met het touw rond het potlood draaien. Als het touw vaak genoeg om het potlood gedraaid is, dan blijft de mok hangen.