zondag 28 februari 2016

HSK 1ste graad

LUCHTDRUK

PROEF 1
: onder blazen 


nodig:

- vel A4 papier 
- 2 stapels boeken ongeveer 15 cm hoog 
- liniaal 10 minuten 

stappen

1. leg de twee stapels boeken naast elkaar op tafel
2. zorg dat er 15 cm tussen de stapels zit
3. leg het vel papier op de boeken

vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je onder het vel papier door
blaast?

Wij denken dat het blad een beetje omhoog gaat, maar er niet af valt.

       
4. blaas recht vooruit onder het papier door

vraag 2: Wat gebeurt er?

Het blad zakt een beetje naar beneden
       
vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

De lucht drukt van boven op het blad en wij blazen er onder. 


UITLEG PROEF 1:

Als je blaast laat je de lucht bewegen. De lucht boven het papiertje staat stil. Door onder het papiertje te blazen laat je de lucht onder het papiertje bewegen. Lucht die stilstaat duwt harder dan lucht die beweegt. Doordat de lucht boven het papiertje stilstaat en onder het papiertje beweegt, duwt de lucht boven het papiertje harder. Er is dus meer luchtdruk boven het papiertje dan onder het papiertje. Dus het papiertje wordt door de luchtdruk naar beneden geduwd.



PROEF 2: watertoren 


nodig:

- teil water 
- 2 dezelfde drinkglazen 
- rietje 
- 10 minuten 

stappen:

1. vul de teil met water
2. houd de twee glazen onder water in de teil
3. laat alle lucht uit de glazen ontsnappen
4. duw de openingen van de glazen onder water tegen elkaar aan
5. haal de twee glazen tegen elkaar uit de teil
6. zet de glazen boven op elkaar

vraag 1: Wat denk je dat er zou gebeuren als je tegen de glazen
blaast?

Wij denken dat er luchtbellen in de glazen komen.
       

7. blaas met het rietje tegen de rand waar de glazen op elkaar staan


vraag 2: Wat gebeurt er?

Er komen luchtbellen in de glazen. Er stroomt ook een beetje water uit de glazen.

vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

Omdat we lucht tussen de glazen blazen.


UITLEG PROEF 2:

Als je in het rietje blaast, dan druk je lucht de glazen in. En omdat de glazen al vol zaten met water, druk je water uit de glazen naar buiten. Lucht is lichter dan water, daarom gaan de luchtbelletjes omhoog en stroomt het water omlaag uit de glazen.


PROEF 3: water op zijn kop 


nodig:

- water 
- ansichtkaart
- drinkglas
- 10 minuten

stappen:

1. Vul het glas tot aan de rand met water, zodat het water bol gaat staan.
2. Leg de kaart met de gladde kant op het glas.
3. Druk de kaart zachtjes aan, zodat er geen lucht meer onder zit.

vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je het glas omkeert?

Mika denkt dat het water in het glas blijft.
Jan en Lena denken dat er een beetje water uit het glas gaat stromen.

4. til het glas op.
5. keer het glas voorzichtig om.

vraag 2: Wat is er gebeurd?

Al het water is in het glas gebleven.

vraag 3: Hoe denk je dat dit komt? 

Wij denken dat de kaart het water tegen houdt.

UITLEG PROEF 3:


Als je het glas met het water en de kaart omkeert, dan drukt de lucht van onder harder tegen de kaart dan het water van boven. Daardoor blijft de kaart hangen en valt het water niet uit het glas.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten